Op 28 maart 2014 zijn de nieuwe Europese richtlijnen overheidsopdrachten gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De richtlijnen traden in werking op 18 april 2014. De implementatietermijn is vastgesteld op 24 maanden. Concreet betekent dit dat de federale overheid tegen 18 april 2016 de richtlijnen moet omzetten in Belgische regelgeving.
Belangrijke innovatie is de codificatie van de pressetext-leer in artikel 72 van de richtlijn 2014/24/EU (klassieke sectoren).
De ‘oude’ overheidsopdrachtrichtlijn 2014/18/EG voorzag geen bepaling inzake wijzigingen. Dat is niet onlogisch nu de overheidsopdrachtenrichtlijnen zich beperken tot de plaatsing van overheidsopdrachten. De uitvoeringsregels worden volledig beheerst door nationaal recht.
Met het leerstuk inzake de wijzigbaarheid van (Europese) overheidsopdrachten dat tot ontwikkeling komt in de rechtspraak van het Hof van Justitie – worden de algemene beginselen inzake transparantie en gelijke behandeling doorgetrokken naar de uitvoeringsfase. Het Pressetext-arrest is daarin een mijlpaal.
Deze ontwikkeling werd door de Belgische wetgever in rekening genomen bij de opmaak van het nieuwe AUR (art. 37). Ook de Europese wetgever bouwt nu verder op de Pressetext-leer en begeeft zich zo op het domein van de uitvoering van overheidsopdrachten.
In tegenstelling tot de Belgische wetgeving (art. 37 AUR), wordt in artikel 72 van de nieuwe Europese overheidsopdrachtenrichtlijn 2014/24/EU gekozen voor flexibiliteit inzake de mogelijkheid tot wijziging van overheidsopdrachten, en dit met eerbiediging van de Pressetext-criteria.
Het valt daarbij op dat de aangenomen tekst nog sterk afwijkt van het initiële commissievoorstel van 20 december 2011.
Deze slimme benadering van de Pressetext-leer wordt opgenomen in de artikelen 72 lid 1, b) en c), en toegelicht in de inleidende overwegingen 108 en 109 van de Richtlijn 2014/24/EU.
Onder de in deze bepalingen omschreven voorwaarden – die gelijken op de aanvullende werken, leveringen en diensten als één van de toepassingsvoorwaarden van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking – kunnen overeenkomsten – zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure – worden gewijzigd.
De notie ‘wezenlijke wijziging’ als ontwikkeld in het Pressetext-arrest is daarbij niet aan de orde. Het is maar buiten de in artikel 72-lid 1, b) en c) voorziene gevallen dat een wijziging wordt beoordeeld op basis van de Pressetext-criteria.
Gelet op de introductie van de ‘aanvullende opdrachten om technische redenen (interoperabiliteit)’ en de ‘onvoorzienbare aanvullende opdrachten’ onder de noemer wijziging van de opdracht (art. 72 Richtlijn 2014/24/EU), zijn deze toepassingsvoorwaarden niet meer opgenomen onder de bepalingen inzake de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (art. 32 Richtlijn 2014/24/EU).
Hiermee wordt de Pressetext-leer duidelijk onderscheiden van de toepassingsgevallen van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (zie infra). Bij de beoordeling van de voorwaarden voor het toekennen van aanvullende opdrachten, dient niet te worden getoetst aan de notie wezenlijke wijziging.
Naast de bovengenoemde toepassingsvoorwaarden voor de toewijzing van aanvullende opdrachten om technische redenen (interoperabiliteit)’ en de ‘onvoorzienbare aanvullende opdrachten’, maakt de nieuwe Europese richtlijn wijzigingen die een geringe waarde hebben altijd mogelijk.
Hiertoe worden zogenaamde de-minimis-drempels ingevoerd waaronder een nieuwe aanbestedingsprocedure niet vereist is.
Onder de nieuwe Europese richtlijn wordt de vraag of een wijziging van de opdracht wezenlijk is – en dus of een nieuwe aanbestedingsprocedure vereist is – maar gesteld indien aan geen van de voornoemde toepassingsgevallen voldaan is.
Ook dan, blijft een wijziging van de opdracht mogelijk indien het niet gaat om een wezenlijke wijziging. Om te bepalen of een wijziging al dan niet wezenlijk is, codificeert de richtlijn onder artikel 72, lid 4 de Presstext-voorwaarden