De EPB-reglementering
De energieprestatieregelgeving werd oorspronkelijk gevormd door het EPB-decreet van 22 december 2006 en het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005. Het EPB-decreet verving het Energieprestatiedecreet van 7 mei 2004.
Momenteel is de energieprestatieregelgeving opgenomen in het Energiedecreet van 8 mei 2009 en het Energiebesluit van 19 november 2010.
De energieprestatieregelgeving definieert naast thermische isolatie-eisen ook energieprestatie-eisen en eisen op het vlak van het binnenklimaat. Zij heeft tot doel om bij nieuwbouw en verbouwing doelstellingen inzake energiezuinigheid, energie-efficiëntie en ventialtie te bereiken.
Meer info:
De administratieve geldboetes opgelegd door het VEA
(deze bijdrage gaat uit van het EPB decereet van 22 december 2006 – heden opgeheven)
Artikel 13.4.6 van het energie-decreet van 8 mei 2009 (= artikel 24 EPb decreet 22 december 2006) bepaalt dat het Vlaams Energieagentschap de aangifteplichtige een administratieve geldboete oplegt, als uit de EPB-aangifte blijkt dat de EPB-eisen niet werden gerespecteerd.
Het Vlaams Parlement heeft in het EPB-decreet de aansprakelijkheid bij de aangifteplichtige gelegd. Dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die decretaal belast is om de EPB-eisen na te leven (artikel 3, 1° EPB-decreet). Hij of zij is de houder van de stedenbouwkundige vergunning (artikel 12, §1 EPB-decreet). Het is dan ook deze aangifteplichtige die bij miskenning van diens decretale verplichting tot het naleven van de EPB-eisen een administratieve geldboete moet worden opgelegd (artikel 24 EPB-decreet).
De aangifteplichtige en dus verantwoordelijke voor miskenning van de EPB-normen is in de meeste gevallen de bouwheer, met andere woorden een particulier.
Het is dus ook de bouwheer die opdraait voor de – in sommige gevallen – zeer hooge administratieve geldboetes die door het VEA worden opgelegd.
Uit de parlementaire bespreking van het EPB-decreet blijkt duidelijk dat de bouwheer verantwoordelijk is voor het naleven van de energieprestatie-eisen, bijgestaan door de architect. De verslaggever is verantwoordelijk voor het correct omschrijven van de uitgevoerde maatregelen en de correcte opmaak van de EPB-aangifte. Andere betrokkenen, zoals aannemer of installateur, krijgen door de energieprestatieregelgeving geen rechtstreekse verantwoordelijkheid opgelegd. Indien een bouwheer een administratieve boete wordt opgelegd, omdat niet voldaan werd aan de EPB-eisen, kan hij natuurlijk nagaan of de aannemer of de installateur ter zake schuld treft en verhaal halen via de rechtbank (Parl. St. Vlaams Parlement (2006-2007) Stuk 945-2, p8).
Men kan zich de vraag stellen of deze werkwijze wel eerlijk/ rechtvaardig is. De bouwheer is een leek, en heeft doorgaans geen of slechts een beperkte kennis van de EPB-normen. De bouwheer vertrouwt voor de naleving van de EPB-normen op zijn architect of in bepaalde gevallen op de bouwpromotor (bij een sleutel op de deur formule). Wanneer deze professionelen fouten maken, is het echter de bouwheer die door het VEA wordt bestraft. De bouwheer wordt verplicht om na de betaling van de boete de gepaste (burgerlijke) procedures op te starten om het door hem betaalde boetebedrag terug te vorderen.
Nochtans legt de Vlaamse Regelgeving de informatieverplichting betreffende de EPB-eisen bij de architect gelegd. In het kader van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning dient deze architect trouwens op het aanvraagformulier te verklaren dat hij van in de conceptfase rekening gehouden heeft met de maatregelen die nodig zijn om aan de Vlaamse energieprestatieregelgeving te voldoen. De aanvrager verklaart op hetzelfde formulier dat hij door zijn architect op de hoogte werd gebracht van de maatregelen die nodig zijn om aan de Vlaamse energieprestatieregelgeving te voldoen (bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning). De aangifteplichtige en de architect dienen dan ook reeds vanaf de conceptfase rekening te houden met wat al dan niet mogelijk is in het kader van de energieprestatieregelgeving en dienen rekening te houden met de consequenties van dergelijke keuzes.