In een arrest van 16 mei 2019 (nr. 244.492) heeft de Raad van State geoordeeld dat het prijsonderzoek gebaseerd op de volgende ‘methode’ onwettig is:
“Nazicht eenheidsprijzen op grote afwijkingen Artikels die minstens 1% van het totaalbedrag uitmaken worden onderzocht Prijzen die 30% lager dan het gemiddelde liggen worden onderzocht. Prijzen die 50% hoger liggen dan het gemiddelde worden onderzocht.”
Deze methode wordt in de praktijk nochtans frequent gebruikt vanuit het idee dat het onmogelijk is om voor grote opdrachten steeds alle eenheidsprijzen te onderzoeken. Daarom wordt gefocust op de belangrijkere posten en de grotere afwijkingen.
De Raad van State oordeelt nu dat met deze methode abnormaal lage prijzen onder de radar van detectie (1%) kunnen blijven. Bovendien wordt voor elke offerte een andere drempelwaarde gehanteerd (gesteld dat de 1% gebaseerd is op het offertebedrag per inschrijver) wat klemt met het gelijkheidsbeginsel, aldus de Raad.
Dit arrest is bijzonder streng. In de praktijk lijkt het ons geen onredelijke methode om een nader onderzoek te beperken tot de belangrijkere posten en de grotere afwijkingen. Dat wil niet zeggen dat kleinere posten en/of kleinere afwijkingen niet of nooit onderzocht worden, maar wél dat de focus van het prijsonderzoek op belangrijkere zaken ligt.
In het kader van voornoemd arrest is de conclusie dan ook dat u beter géén expliciete methode van prijsonderzoek opneemt in uw gunningsverslag. Deze kan alleen maar aanleiding zijn voor discussie.